woensdag 13 mei 2015

Echte duurzaamheidsproblemen op school


Vaak werd, door verschillende organisaties die we bezochten, het belang benadrukt van het werken aan “echte” duurzaamheidsuitdagingen – “important and for real”. Dus niet omdat dit interessant is, maar omdat het belangrijk is, zo benadrukte de directeur van de Danish Technology Board. We kregen voorbeelden van scholen of universiteiten die hun studenten aan het werk zetten om in opdracht van een stadsbestuur, een bedrijf, een NGO… te zoeken naar oplossingen voor concrete duurzaamheidsproblemen. Velen van ons vonden dit erg inspirerend en waardevol. Ook ik vind het intrigerend, maar ik blijf toch ook met vragen en twijfels zitten. Is de school de plaats om “echte duurzaamheidsproblemen” op te lossen? Schuiven we dan, als samenleving, de verantwoordelijkheid niet door naar de volgende generatie? Ik wil daarmee niet zeggen dat concrete duurzaamheidskwesties op school niet aan bod moeten komen, maar moeten we niet zoeken naar manieren om ze als “leerstof”, als “schoolse vraagstukken” een plaats te geven? Kunnen we het bestuderen en het oefenen vooropstellen, eerder dan het oplossen? En hoe kunnen we dat doen? Het zijn vragen die me bezighouden, waarover ik graag verder wil discussiëren met mensen die in de praktijk staan en misschien zelfs zin hebben om samen te experimenteren. Tegelijk lijken het vragen die in de NME-wereld bijna niet gesteld kunnen worden. Het lijkt zó vanzelfsprekend dat wij als NME’ers, met de beste bedoelingen voor de wereld van morgen, werken aan vormen van educatie die alvast van start gaan met het realiseren van die betere, duurzamere wereld. Toch denk ik dat het belangrijk is om steeds vragen te blijven stellen bij het inzetten van educatie als een middel om andere/andermans doelen te realiseren – al is het met “de beste bedoelingen” (denkt niet iedereen dat, altijd, hoe verschillend die bedoelingen ook zijn?). Omdat ik het zelf zo mooi niet kan verwoorden, probeer ik aan de hand van een aantal citaten uit “Apologie van de school” (Jan Masschelein en Maarten Simons, 2012, p. 72 e.v.) wat beter te duiden wat hieraan problematisch is in de hoop dat dit alvast wat stof voor discussie biedt:


“De radicalisering van de samenleving, onverdraagzaamheid, toenemend drugsgebruik – het zijn maar enkele voorbeelden van maatschappelijke uitdagingen die beleidsmakers verleiden om onmiddellijk naar de school te kijken voor een oplossing. De school wordt dus de plaats en tijd waar er gewerkt wordt aan die maatschappelijke problemen. Dat betekent dat de school (mee) verantwoordelijk wordt gesteld voor het oplossen van maatschappelijke problemen; sociale, culturele of economische problemen worden vertaald in leerproblemen of er wordt een nieuwe lijst van competenties toegevoegd aan het curriculum. Deze … tactiek kunnen we omschrijven als … politisering van de school. Problematisch is hier niet enkel een onevenwichtige taakverdeling tussen school en politiek, tussen leerkrachten en politici. Er staat meer op het spel dan een dreigende overbelasting van het onderwijzend personeel. Het betekent vooral dat de school taken krijgt toebedeeld die ze onmogelijk kan opnemen zonder het schoolse zelf op te geven. De jonge generatie wordt eigenlijk verantwoordelijk gesteld voor maatschappelijke problemen en voor het realiseren van de politieke droom van een andere, betere samenleving, en krijgt op die manier de last op de schouders die de oude generatie niet meer kan of wil dragen. Scherp geformuleerd: het is een uitdrukking van een onverantwoordelijke samenleving die niet langer de weg volgt van de politieke verandering, maar richting jonge generatie kijkt en de haar gegunde vrije tijd[1] opheft in functie van uitzonderlijke, dringende uitdagingen op weg naar een nieuwe samenleving.”

“Problematisch aan de politisering van de school is dat zowel jonge mensen als leerstof een middel worden voor de oplossing van maatschappelijke problemen in een project van politieke hervorming. School dus als politiek met andere middelen. Wat daardoor geneutraliseerd wordt, is de vrije tijd en de mogelijkheid dat jonge mensen zich ervaren als een nieuwe generatie. Indien ze van meet af ingeschakeld worden in de oude wereld gunnen we jonge mensen niet langer de ervaring een nieuwe generatie te zijn. Dat wil niet zeggen dat de school geen politieke betekenis heeft; de oprichting en inrichting van de school – als vrije tijd voor oefening – is een politieke interventie. En hiermee willen we ook niet zeggen dat zogenaamde maatschappelijke kwesties op school geen rol mogen spelen. Waar het om gaat, is dat ze op school het statuut krijgen van leerstof en dus niet opgevoerd worden als politieke kwestie of in competenties gehulde oplossing voor dergelijke kwestie.”

In mijn eigen presentatie, de eerste dag in Malmö, citeerde ik Tomasso Venturini om te duiden waar de politieke betekenis van educatie volgens mij om gaat: “not just changing the world, but giving others the chance to do so”. Misschien zit daarin een verschil tussen al dan niet democratische vormen van educatie: de school, de leerlingen en de leerstof gebruiken om de wereld te veranderen zoals de leerkracht, de beleidsmakers, de huidige generatie dat voor ogen heeft, is volgens mij niet democratisch. Jongeren voorbereiden en hun interesse wekken om, met kennis van zaken, zelf de wereld te veranderen is een heel andere benadering. Democratischer, maar natuurlijk ook onvoorspelbaarder. En misschien dat het daarom zoveel weerstand oproept bij “iedereen die de oude wereld wil laten voortduren of zelf een duidelijke voorstelling heeft van hoe een nieuwe of toekomstige wereld eruitziet – en zeker zij die de jonge generatie willen gebruiken om die oude wereld overeind te houden of die nieuwe wereld te realiseren” (Masschelein en Simons, 2012, p. 8).



[1] Het oude Griekse woord “scholè” betekent zowel “school” als “vrije tijd”. Hiermee benadrukten de Grieken een radicale maar wezenlijke eigenschap van de school: het creëren van “vrije tijd” om aan iedereen – ongeacht afkomst, talent of begaafdheid – de tijd en de ruimte te geven om de eigen leefwereld te verlaten, boven zichzelf uit te stijgen en de wereld te vernieuwen (en dus onvoorspelbaar te veranderen).

2 opmerkingen:

  1. Ik vind jouw vraagstelling super interessant. Het is een bedenking die ik ook uit deze ervaring heb meegenomen. Masschelein inspireert mij hier ook bij. Ik heb een collega die hier zeker ook graag mee in gesprek over gaat. Dus als je hier ooit een gesprek over op zet, mail me maar. Sarah

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. We spelen inderdaad met plannen in die richting, Sarah. Ik hou je zeker op de hoogte!

      Verwijderen