Vaak werd, door verschillende organisaties die we bezochten,
het belang benadrukt van het werken aan “echte” duurzaamheidsuitdagingen –
“important and for real”. Dus niet omdat dit interessant is, maar omdat het belangrijk
is, zo benadrukte de directeur van de Danish Technology Board. We kregen
voorbeelden van scholen of universiteiten die hun studenten aan het werk zetten
om in opdracht van een stadsbestuur, een bedrijf, een NGO… te zoeken naar
oplossingen voor concrete duurzaamheidsproblemen. Velen van ons vonden dit erg
inspirerend en waardevol. Ook ik vind het intrigerend, maar ik blijf toch ook
met vragen en twijfels zitten. Is de
school de plaats om “echte duurzaamheidsproblemen” op te lossen? Schuiven
we dan, als samenleving, de verantwoordelijkheid niet door naar de volgende
generatie? Ik wil daarmee niet zeggen dat concrete duurzaamheidskwesties op
school niet aan bod moeten komen, maar moeten
we niet zoeken naar manieren om ze als “leerstof”, als “schoolse vraagstukken”
een plaats te geven? Kunnen we het bestuderen en het oefenen vooropstellen,
eerder dan het oplossen? En hoe kunnen we dat doen? Het zijn vragen die me
bezighouden, waarover ik graag verder wil discussiëren met mensen die in de
praktijk staan en misschien zelfs zin hebben om samen te experimenteren.
Tegelijk lijken het vragen die in de NME-wereld bijna niet gesteld kunnen
worden. Het lijkt zó vanzelfsprekend dat wij als NME’ers, met de beste
bedoelingen voor de wereld van morgen, werken aan vormen van educatie die alvast
van start gaan met het realiseren van die betere, duurzamere wereld. Toch denk
ik dat het belangrijk is om steeds vragen te blijven stellen bij het inzetten
van educatie als een middel om andere/andermans doelen te realiseren – al is
het met “de beste bedoelingen” (denkt niet iedereen dat, altijd, hoe
verschillend die bedoelingen ook zijn?). Omdat ik het zelf zo mooi niet kan
verwoorden, probeer ik aan de hand van een aantal citaten uit “Apologie van de
school” (Jan Masschelein en Maarten Simons, 2012, p. 72 e.v.) wat beter te
duiden wat hieraan problematisch is in de hoop dat dit alvast wat stof voor
discussie biedt:
“De radicalisering van de samenleving, onverdraagzaamheid, toenemend drugsgebruik – het zijn maar enkele voorbeelden van maatschappelijke uitdagingen die beleidsmakers verleiden om onmiddellijk naar de school te kijken voor een oplossing. De school wordt dus de plaats en tijd waar er gewerkt wordt aan die maatschappelijke problemen. Dat betekent dat de school (mee) verantwoordelijk wordt gesteld voor het oplossen van maatschappelijke problemen; sociale, culturele of economische problemen worden vertaald in leerproblemen of er wordt een nieuwe lijst van competenties toegevoegd aan het curriculum. Deze … tactiek kunnen we omschrijven als … politisering van de school. Problematisch is hier niet enkel een onevenwichtige taakverdeling tussen school en politiek, tussen leerkrachten en politici. Er staat meer op het spel dan een dreigende overbelasting van het onderwijzend personeel. Het betekent vooral dat de school taken krijgt toebedeeld die ze onmogelijk kan opnemen zonder het schoolse zelf op te geven. De jonge generatie wordt eigenlijk verantwoordelijk gesteld voor maatschappelijke problemen en voor het realiseren van de politieke droom van een andere, betere samenleving, en krijgt op die manier de last op de schouders die de oude generatie niet meer kan of wil dragen. Scherp geformuleerd: het is een uitdrukking van een onverantwoordelijke samenleving die niet langer de weg volgt van de politieke verandering, maar richting jonge generatie kijkt en de haar gegunde vrije tijd[1] opheft in functie van uitzonderlijke, dringende uitdagingen op weg naar een nieuwe samenleving.”
In mijn eigen presentatie, de eerste dag in Malmö, citeerde
ik Tomasso Venturini om te duiden waar de politieke
betekenis van educatie volgens mij om gaat: “not just changing the world,
but giving others the chance to do so”. Misschien zit daarin een verschil
tussen al dan niet democratische vormen
van educatie: de school, de leerlingen en de leerstof gebruiken om de
wereld te veranderen zoals de leerkracht, de beleidsmakers, de huidige
generatie dat voor ogen heeft, is volgens mij niet democratisch. Jongeren
voorbereiden en hun interesse wekken om, met kennis van zaken, zelf de wereld
te veranderen is een heel andere benadering. Democratischer, maar natuurlijk
ook onvoorspelbaarder. En misschien
dat het daarom zoveel weerstand oproept bij “iedereen die de oude wereld wil
laten voortduren of zelf een duidelijke voorstelling heeft van hoe een nieuwe
of toekomstige wereld eruitziet – en zeker zij die de jonge generatie willen
gebruiken om die oude wereld overeind te houden of die nieuwe wereld te
realiseren” (Masschelein en Simons, 2012, p. 8).
[1]
Het oude Griekse woord “scholè” betekent zowel “school” als “vrije tijd”.
Hiermee benadrukten de Grieken een radicale maar wezenlijke eigenschap van de
school: het creëren van “vrije tijd” om aan iedereen – ongeacht afkomst, talent
of begaafdheid – de tijd en de ruimte te geven om de eigen leefwereld te
verlaten, boven zichzelf uit te stijgen en de wereld te vernieuwen (en dus onvoorspelbaar
te veranderen).
Ik vind jouw vraagstelling super interessant. Het is een bedenking die ik ook uit deze ervaring heb meegenomen. Masschelein inspireert mij hier ook bij. Ik heb een collega die hier zeker ook graag mee in gesprek over gaat. Dus als je hier ooit een gesprek over op zet, mail me maar. Sarah
BeantwoordenVerwijderenWe spelen inderdaad met plannen in die richting, Sarah. Ik hou je zeker op de hoogte!
Verwijderen