NME Cursus Zweden - Denemarken
woensdag 13 mei 2015
DIST – Centre for Design, Innovation and Sustainable Transition
Aan
Aalborg University (DIST – Centre for Design, Innovation and SustainableTransition) kregen we een boeiend verhaal te horen over hoe opleidingen zoals “Sustainable
Cities”, “Sustainable Design” en “Master in Sustainable Transitions” worden
opgebouwd vanuit een bewuste focus op zowel sociale/politieke aspecten als
technische/materiële aspecten van duurzaamheid. De manier waarop een dergelijke
socio-technische kijk op duurzaamheid
vertaald wordt in hun curriculum en
hoe ze inzichten uit “Science and
Technology Studies” een plaats geven in de opleiding kan zeer inspirerend zijn voor
docenten, onderzoekers en hoger onderwijs instellingen in Vlaanderen.
Research Study Circles
We
hoorden van Malin Ideland hoe ze, vanuit Malmö University, samenwerkt met
leerkrachten uit de Malmö Nya Latin school onder de vorm van “Research Study Circles”. Elk van de
deelnemers formuleert een eigen onderzoeksvraag en samen lezen en bespreken ze
dan bijvoorbeeld onderzoeksliteratuur die daarbij aansluit. Dit lijkt me een
erg zinvolle en boeiende manier om te werken aan nascholing van leerkrachten en
vormingswerkers en om aan de slag te gaan met meer interactie tussen
theorie/onderzoek en praktijk. Tijdens het afrondend kringgesprek in Kopenhagen
zei Ingrid dat ze meer te weten wou komen over hoe
we duurzaamheidskwesties als “matters of concern” kunnen benaderen in onze
NME-praktijken. Zo’n “Research
Study Circle” zou misschien wel een interessante manier kunnen zijn om samen
antwoorden te zoeken?
Context
Aalborg University - DIST foto uit de presentatie van Erik Hagelskjær Lauridsen |
De ruimtelijke/materiële context maakt dit mee mogelijk: het design, de infrastructuur en de inrichting van ruimtes kunnen uitnodigen om samen en geconcentreerd met een project/een kwestie/een plek aan de slag te gaan. We zagen dat bijvoorbeeld op de secundaire school in Malmö, in de “natuurwerkplaats” in Kopenhagen, in de presentatie van het projectwerk aan Aalborg University, enz. Een niet te onderschatten factor die bij ons volgens mij veel minder (te weinig?) aandacht krijgt. Gezien het belang van deze context kunnen “goede praktijkvoorbeelden” die we daar zagen wellicht niet zonder meer worden overgenomen in Vlaanderen. Wel kunnen ze ons aan het denken zetten over onze eigen praktijken én de context waarbinnen we daaraan vorm moeten geven. En hopelijk biedt dit ook inspiratie om er in onze eigen context creatief mee aan de slag te gaan.
Contradicties in de doelen van NME
HelenHasslöf had het tijdens haar presentatie over “contradictions in purpose”, contradicties in de doelen/functies die men toeschrijft aan milieu- en
duurzaamheidseducatie. Deze worden volgens haar zichtbaar in hoe het
Zweedse curriculum de rol van educatie in het licht van duurzaamheid omschrijft
zowel als in hoe leerkrachten praten over de doelen van EDO. Deze discussie leeft al lang in de NME-wereld – zowel onder
praktijkwerkers, beleidsmakers als academici. Ook tijdens deze studiereis was
het één van de rode draden doorheen de presentaties, bezoeken en (informele)gesprekken. Het valt me op dat de contradicties die soms in onze redeneringen
zitten, niet altijd expliciet als zodanig naar voor komen en dat we vaak de
ambiguïteit die dat met zich mee brengt gewoon negeren. Nochtans denk ik dat
het boeiend en leerrijk kan zijn om daar samen bij stil te staan en te
reflecteren op de spanningsvelden en
contradicties die we soms tegenkomen in beleidsdiscoursen, praktijken en
theorieën.
In Malmö Nya Latin zagen we een ‘EDO-modelschool’ vol enthousiastelingen (een voorwaarde bij aanwerving…) waar het streven naar een meer duurzame stad/wereld een belangrijk gezamenlijk streven was. “We need to find solutions and make it easier for ordinary people to make environmentally friendly choices”, zei de medewerkster van de NGO die de school ondersteunt. Ik vroeg me dan af wat het verschil is tussen de “we” die de oplossingen moeten zoeken/vinden en de “ordinary people” die ze moeten leren kennen en toepassen. Deze – volgens mij erg paternalistische en ondemocratische – rolverdeling tussen subjecten en objecten van verandering zien we toch wel erg vaak terugkomen in NME- en EDO-praktijken. En heel vaak botst ze met hoe in meer abstracte bewoordingen – in theorie, zou je kunnen zeggen – gepraat wordt over de rol van educatie. Dat was in deze school niet anders. Tijdens hetzelfde bezoek kregen we immers ook een heel andere doelstelling te horen: “offering pupils all the different perspectives instead of focussing on saving the environment”. Hier wordt educatie nadrukkelijk niet gezien als een van de middelen om een bepaalde samenleving te realiseren maar wordt duidelijk een grens aangegeven tussen het educatieve en het politieke. Ook in de EDO-werking van het stadsbestuur van Kopenhagen hoorden we een gelijkaardige bezorgdheid. Men wil daar kinderen en jongeren prikkelen en stimuleren om de natuur te beleven en duurzaamheidskwesties te bestuderen en op die manier hun interesse en nieuwsgierigheid wekken, hen zin geven om zelf mee vorm te geven aan de toekomst die ze willen. Iets heel anders toch dan hen leren hoe ze een (duurzame) wereld die door anderen bedacht is mee moeten realiseren. Net als in Malmö is een van de manieren waarop men dit wil doen het werken aan projecten rond “echte” duurzaamheidsuitdagingen – “important and for real”. Het gaat dan bv. om opdrachten van een stadsbestuur, een bedrijf, een NGO… die leerlingen uitdagen om te zoeken naar oplossingen voor concrete duurzaamheidsproblemen. In dit soort projectwerk zijn de “contradictions in purpose” wellicht bij uitstek voelbaar: hoe gaat men hier om met de grens tussen het educatieve (kwesties bestuderen, verschillende perspectieven exploreren, een eigen positie ontwikkelen) en het politieke (een duurzame samenleving creëren)? Interessant om verder te bestuderen…
De presentatie en discussies over de “actioncompetence approach” komt – ten dele – neer op een gelijkaardige contradictie: daar waar de grondleggers van de theorie een erg brede en filosofische kijk hadden op het begrip “actie” waarbij het zoeken, uitproberen, exploreren, bestuderen en ontwikkelen van een eigen, kritisch perspectief voorop stonden, zien we hoe dit concept vandaag gereduceerd lijkt te worden tot een planbare en meetbare benadering van educatie die de “doelgroep” (als object) vooral moet leren (t.t.z. de “juiste” competenties moet bijbrengen, moet “activeren”) hoe ze kunnen bijdragen aan het realiseren van een samenleving die door anderen (de subjecten) bedacht is.
In Malmö Nya Latin zagen we een ‘EDO-modelschool’ vol enthousiastelingen (een voorwaarde bij aanwerving…) waar het streven naar een meer duurzame stad/wereld een belangrijk gezamenlijk streven was. “We need to find solutions and make it easier for ordinary people to make environmentally friendly choices”, zei de medewerkster van de NGO die de school ondersteunt. Ik vroeg me dan af wat het verschil is tussen de “we” die de oplossingen moeten zoeken/vinden en de “ordinary people” die ze moeten leren kennen en toepassen. Deze – volgens mij erg paternalistische en ondemocratische – rolverdeling tussen subjecten en objecten van verandering zien we toch wel erg vaak terugkomen in NME- en EDO-praktijken. En heel vaak botst ze met hoe in meer abstracte bewoordingen – in theorie, zou je kunnen zeggen – gepraat wordt over de rol van educatie. Dat was in deze school niet anders. Tijdens hetzelfde bezoek kregen we immers ook een heel andere doelstelling te horen: “offering pupils all the different perspectives instead of focussing on saving the environment”. Hier wordt educatie nadrukkelijk niet gezien als een van de middelen om een bepaalde samenleving te realiseren maar wordt duidelijk een grens aangegeven tussen het educatieve en het politieke. Ook in de EDO-werking van het stadsbestuur van Kopenhagen hoorden we een gelijkaardige bezorgdheid. Men wil daar kinderen en jongeren prikkelen en stimuleren om de natuur te beleven en duurzaamheidskwesties te bestuderen en op die manier hun interesse en nieuwsgierigheid wekken, hen zin geven om zelf mee vorm te geven aan de toekomst die ze willen. Iets heel anders toch dan hen leren hoe ze een (duurzame) wereld die door anderen bedacht is mee moeten realiseren. Net als in Malmö is een van de manieren waarop men dit wil doen het werken aan projecten rond “echte” duurzaamheidsuitdagingen – “important and for real”. Het gaat dan bv. om opdrachten van een stadsbestuur, een bedrijf, een NGO… die leerlingen uitdagen om te zoeken naar oplossingen voor concrete duurzaamheidsproblemen. In dit soort projectwerk zijn de “contradictions in purpose” wellicht bij uitstek voelbaar: hoe gaat men hier om met de grens tussen het educatieve (kwesties bestuderen, verschillende perspectieven exploreren, een eigen positie ontwikkelen) en het politieke (een duurzame samenleving creëren)? Interessant om verder te bestuderen…
De presentatie en discussies over de “actioncompetence approach” komt – ten dele – neer op een gelijkaardige contradictie: daar waar de grondleggers van de theorie een erg brede en filosofische kijk hadden op het begrip “actie” waarbij het zoeken, uitproberen, exploreren, bestuderen en ontwikkelen van een eigen, kritisch perspectief voorop stonden, zien we hoe dit concept vandaag gereduceerd lijkt te worden tot een planbare en meetbare benadering van educatie die de “doelgroep” (als object) vooral moet leren (t.t.z. de “juiste” competenties moet bijbrengen, moet “activeren”) hoe ze kunnen bijdragen aan het realiseren van een samenleving die door anderen (de subjecten) bedacht is.
Echte duurzaamheidsproblemen op school
Vaak werd, door verschillende organisaties die we bezochten,
het belang benadrukt van het werken aan “echte” duurzaamheidsuitdagingen –
“important and for real”. Dus niet omdat dit interessant is, maar omdat het belangrijk
is, zo benadrukte de directeur van de Danish Technology Board. We kregen
voorbeelden van scholen of universiteiten die hun studenten aan het werk zetten
om in opdracht van een stadsbestuur, een bedrijf, een NGO… te zoeken naar
oplossingen voor concrete duurzaamheidsproblemen. Velen van ons vonden dit erg
inspirerend en waardevol. Ook ik vind het intrigerend, maar ik blijf toch ook
met vragen en twijfels zitten. Is de
school de plaats om “echte duurzaamheidsproblemen” op te lossen? Schuiven
we dan, als samenleving, de verantwoordelijkheid niet door naar de volgende
generatie? Ik wil daarmee niet zeggen dat concrete duurzaamheidskwesties op
school niet aan bod moeten komen, maar moeten
we niet zoeken naar manieren om ze als “leerstof”, als “schoolse vraagstukken”
een plaats te geven? Kunnen we het bestuderen en het oefenen vooropstellen,
eerder dan het oplossen? En hoe kunnen we dat doen? Het zijn vragen die me
bezighouden, waarover ik graag verder wil discussiëren met mensen die in de
praktijk staan en misschien zelfs zin hebben om samen te experimenteren.
Tegelijk lijken het vragen die in de NME-wereld bijna niet gesteld kunnen
worden. Het lijkt zó vanzelfsprekend dat wij als NME’ers, met de beste
bedoelingen voor de wereld van morgen, werken aan vormen van educatie die alvast
van start gaan met het realiseren van die betere, duurzamere wereld. Toch denk
ik dat het belangrijk is om steeds vragen te blijven stellen bij het inzetten
van educatie als een middel om andere/andermans doelen te realiseren – al is
het met “de beste bedoelingen” (denkt niet iedereen dat, altijd, hoe
verschillend die bedoelingen ook zijn?). Omdat ik het zelf zo mooi niet kan
verwoorden, probeer ik aan de hand van een aantal citaten uit “Apologie van de
school” (Jan Masschelein en Maarten Simons, 2012, p. 72 e.v.) wat beter te
duiden wat hieraan problematisch is in de hoop dat dit alvast wat stof voor
discussie biedt:
“De radicalisering van de samenleving, onverdraagzaamheid, toenemend drugsgebruik – het zijn maar enkele voorbeelden van maatschappelijke uitdagingen die beleidsmakers verleiden om onmiddellijk naar de school te kijken voor een oplossing. De school wordt dus de plaats en tijd waar er gewerkt wordt aan die maatschappelijke problemen. Dat betekent dat de school (mee) verantwoordelijk wordt gesteld voor het oplossen van maatschappelijke problemen; sociale, culturele of economische problemen worden vertaald in leerproblemen of er wordt een nieuwe lijst van competenties toegevoegd aan het curriculum. Deze … tactiek kunnen we omschrijven als … politisering van de school. Problematisch is hier niet enkel een onevenwichtige taakverdeling tussen school en politiek, tussen leerkrachten en politici. Er staat meer op het spel dan een dreigende overbelasting van het onderwijzend personeel. Het betekent vooral dat de school taken krijgt toebedeeld die ze onmogelijk kan opnemen zonder het schoolse zelf op te geven. De jonge generatie wordt eigenlijk verantwoordelijk gesteld voor maatschappelijke problemen en voor het realiseren van de politieke droom van een andere, betere samenleving, en krijgt op die manier de last op de schouders die de oude generatie niet meer kan of wil dragen. Scherp geformuleerd: het is een uitdrukking van een onverantwoordelijke samenleving die niet langer de weg volgt van de politieke verandering, maar richting jonge generatie kijkt en de haar gegunde vrije tijd[1] opheft in functie van uitzonderlijke, dringende uitdagingen op weg naar een nieuwe samenleving.”
In mijn eigen presentatie, de eerste dag in Malmö, citeerde
ik Tomasso Venturini om te duiden waar de politieke
betekenis van educatie volgens mij om gaat: “not just changing the world,
but giving others the chance to do so”. Misschien zit daarin een verschil
tussen al dan niet democratische vormen
van educatie: de school, de leerlingen en de leerstof gebruiken om de
wereld te veranderen zoals de leerkracht, de beleidsmakers, de huidige
generatie dat voor ogen heeft, is volgens mij niet democratisch. Jongeren
voorbereiden en hun interesse wekken om, met kennis van zaken, zelf de wereld
te veranderen is een heel andere benadering. Democratischer, maar natuurlijk
ook onvoorspelbaarder. En misschien
dat het daarom zoveel weerstand oproept bij “iedereen die de oude wereld wil
laten voortduren of zelf een duidelijke voorstelling heeft van hoe een nieuwe
of toekomstige wereld eruitziet – en zeker zij die de jonge generatie willen
gebruiken om die oude wereld overeind te houden of die nieuwe wereld te
realiseren” (Masschelein en Simons, 2012, p. 8).
[1]
Het oude Griekse woord “scholè” betekent zowel “school” als “vrije tijd”.
Hiermee benadrukten de Grieken een radicale maar wezenlijke eigenschap van de
school: het creëren van “vrije tijd” om aan iedereen – ongeacht afkomst, talent
of begaafdheid – de tijd en de ruimte te geven om de eigen leefwereld te
verlaten, boven zichzelf uit te stijgen en de wereld te vernieuwen (en dus onvoorspelbaar
te veranderen).
zaterdag 9 mei 2015
Mondige burgers
Kopenhagen 6 mei
Jeppe Lassoë van de Aarhus University gaf weer hoe
Denemarken sedert meer dan honderd jaar een traditie opbouwde van participatie
en democratie. Zijn bijdrage ‘empowerment for democatic participation’ leerde
ons dat in Denemarken vanaf hun onafhankelijkheid in 1848 zeer veel aandacht werd
besteed aan draagvlakcreatie bij de bevolking.
Via hun ‘volkshogescholen’
creëerden ze veel ruimte voor discussie en debat tussen ‘beleidsmakers’
en ‘het real life-niveau’. De debatten
en discussies gingen vooral over ‘how to
live life’ en ‘what is important in life’.
Dit heeft geleid tot ‘actieve steden’ waar duurzame
initiatieven worden gestimuleerd. Anderzijds stelt men op dit moment vast dat
NGO’s zich eerder gesetteld hebben en op steeds meer tot het ‘establishment’ zijn gaan behoren.
Een zelfde beweging, zij het minder uitgesproken herkennen
we in Vlaanderen, waar ook volkshogescholen als doel hadden de burgers wakker
te houden en mondig te maken. En ook wij stellen vast dat NGO’s deels tot het
establishment behoren. Tijd voor een nieuwe en sterke tegenbeweging?
Genoeg stof om na te denken over de rol van het middenveld, de
doelstellingen, strategieën en aanpak om de beweging richting een duurzame
toekomst mee te voeden.
vrijdag 8 mei 2015
van wasmachine tot duurzame stad.
The DIST: centre for innovation and sustainable transition
Een serie van sprekers hadden het over interdisciplinair weken, crossover networking, creatief vormgeven vanuit actor of gebruikersperspectief. En dat allemaal van wasmachine tot duurzame stad.
Dat doet iets met een mens
Een serie van sprekers hadden het over interdisciplinair weken, crossover networking, creatief vormgeven vanuit actor of gebruikersperspectief. En dat allemaal van wasmachine tot duurzame stad.
Dat doet iets met een mens
Abonneren op:
Posts (Atom)